Aantal gokverslaafden
Het lijkt onwaarschijnlijk dat gokverslaving een verschijnsel is van de laatste jaren.
Gokverslaving is niet nieuw. De geschiedenis kent een aantal vooraanstaande personen die aan gokken verslaafd waren. Zo is van de Russische schrijver Dostojevski (1821-1881) bekend dat hij zijn hele vermogen achter de roulettetafel verspeeld heeft. In ons land was het de schrijver Multaltuli (1820-1887) die zich intensief heeft bezig gehouden met de theorie en praktijk van het roulettespel. Van hem is bekend dat hij tot tweemaal toe zijn geld verspeelde met roulette.
Sommige onderzoekers stellen dat gokverslaving geen nieuw probleem is, maar dat het de laatste jaren steeds meer in de openbaarheid wordt gebracht dan vroeger.
Bij het herkennen van gokverslaving moet rekening gehouden worden met de aanzienlijke periode die kan liggen tussen het beginnen met spelen en het tijdstip waarop de eerste problemen ontstaan. Er wordt gesproken van een periode van één tot twintig jaar, bij een gemiddelde ‘incubatietijd’ van vijf jaar.
Veel mensen in Nederland wagen af en toe een gokje. Zo’n 800.000 mensen spelen wel eens op een fruitautomaat, bijna de helft doet dit regelmatig. 5,3 miljoen Nederlanders doen mee aan de loterij of lotto. Verder bezoeken 400.000 mensen wel eens een casino en spelen 200.000 mensen wel eens bingo of kienen. 600.000 Nederlanders kopen wel eens een kraslot. Het laatste jaar is vooral poker enorm populair geworden.
Aantal gokverslaafden in Nederland
Uit het onderzoek van het Centrum voor Verslavingsonderzoek in Utrecht dat in 2005 in opdracht van het Ministerie van Justitie is uitgevoerd, blijkt dat er in Nederland naar schatting 40.000 probleemspelers zijn en een bijna twee keer zo groot deel (76.000 mensen) kan als risicospeler beschouwd worden.
Het aantal probleemspelers in Nederland lijkt dus lager dan wel werd aangenomen. Sinds 1995 werd verondersteld dat er zo’n 70.000 gokverslaafden in Nederland zouden zijn. Vanwege het ontbreken van vervolgonderzoek is dit aantal van 70.000 lange tijd blijven bestaan.
Een probleemspeler is volgens het onderzoek een “waarschijnlijk kansspelverslaafde” en een risicospeler is een “mogelijk kansspelverslaafde”. Dit betekent dat wanneer de probleemspelers en de risicospelers bij elkaar opgeteld worden, Nederland dus naar schatting in totaal 116.000 risicovolle deelnemers aan kansspelen telt. Het gevolg van dit onderzoek is dat men nu vaak heeft over 40.000 gokverslaafden. Wij rekenen echter ook de groep van de risicospelers tot de groep gokverslaafden die hulp nodig hebben. Dus spreken we bij de AGOG over 116.000 gokverslaafden.
De AGOG verwacht echter dat het aantal gokverslaafden door de laagdrempelige mogelijkheden van het gokken op internet de komende jaren – wanneer de gemiddelde incubatietijd van vijf jaar voorbij is – zal toenemen.
Ook de huidige pokerrage doet het een toename van het aantal gokverslaafden vrezen. Inmiddels blijkt dat het pokeren al veel jongeren in de problemen heeft gebracht. De zogeheten incubatietijd blijkt nu dus al korter te zijn dan de verwachtte vijf jaar.
Het verslaafd zijn aan gokken, brengt niet alleen de gokker in de problemen. Ook de mensen in de nabije omgeving van een gokker, zoals de partner, ouders, familieleden en vrienden zijn slachtoffer van de gokverslaving. Ook zij zoeken regelmatig hulp.
Geraadpleegde literatuur:
- Verslingerd aan meer dan een spel. Een onderzoek naar de aard en omvang van kansspelproblematiek in Nederland. D. de Bruijn, e.a., WODC/Ministerie van Justitie, 2005.
- Handboek deskundigheidsbevordering. Miriam Fris, Stichting AGOG Nederland, 1995
- Gokverslaving. Toon de Vos (redactie), Swets & Zeitlinger, 1995
- Nu moet het lukken! Henk Hermans, Boom, 1988
- Folder Gokverslaving, NFGV, 2003
- Folder Je lot in eigen hand. Kenmerk, 2003
- De gokker uitgegokt. J. Lammers en W. Meulders. CAD Limburg, 2000