Het verhaal van Henk
Een fictief, maar zeer realistisch persoonlijk relaas van een gokverslaafde, zijn omgeving en de AGOG
Samengesteld door Miriam Fris in 1999, gebaseerd op de vele interviews die zij met vele AGOG-ers heeft gevoerd ten behoeve van haar onderzoeken naar de AGOG.
NB. Het verhaal speelt zich af voor 2002, vandaar dat er nog over guldens en over de verouderde soort fruitautomaten gesproken wordt.
Henk is negentien jaar. Gewone, aardige jongen, beetje verlegen misschien. Zit sinds een jaar op de HEAO. Bijbaantje als inpakker in het magazijn van een groot warenhuis. Omdat hij het prima kan vinden met zijn ouders, woont hij nog thuis en reist dagelijks naar de stad voor zijn opleiding. Het is maar tien minuten met de trein, dus goed te doen. Op vrijdag- en zaterdagavond gaat hij stappen met zijn vrienden. Wat biertjes drinken in hun stamcafé en praten over de dingen die hen bezighouden. Soms kaarten of biljarten.
Sinds een paar weken willen twee jongens van hun groep naar de discotheek. Ze kennen een stel meisjes die ze leuk vinden en daar veel komen. Ze willen wel eens iets anders dan altijd maar hetzelfde café. De anderen voelen er ook wel voor. Ze besluiten om op zaterdagavond te gaan kijken. Henk heeft eigenlijk helemaal geen zin. Hij zit liever rustig te kaarten en te drinken dan dat hij zich met meisjes moet bezighouden, maar dat zegt hij niet. En van dansen en harde muziek heeft hij nooit gehouden. Maar vooruit, hij wil niet flauw doen. Hij trekt een schoon shirt aan en gaat mee.
Een uur later staat hij weer buiten. Alleen. Zijn vrienden staan zich uit te sloven op de dansvloer. Iemand die hij nog kende van school probeerde een gesprek met hem te voeren waar hij geen woord van kon verstaan vanwege de herrie. Hij heeft twee biertjes gedronken die twee keer zo duur waren als elders… Hij von er niets, maar dan ook niets aan en neemt zich heilig voor om die tent nooit meer te bezoeken. Hij kijkt op zijn horloge. Half twaalf pas. Wat zal hij gaan doen? Hij besluit om nog even naar het café te gaan. Misschien dat er nog bekenden zijn. Als hij binnenkomt, zie hij meteen dat het vrij rustig is. Geen bekenden, alleen de barman, die hem vriendelijk groet en vraagt wat hij wil drinken. Hij bestelt nog maar een biertje en kijkt rond. De gokkast is vrij. Om wat te doen te hebben, wisselt hij een tientje en slentert er naar toe. Het is voor het eerst dat hij alleen speelt. Normaal spelen ze wel eens met z’n tweeën of moedigen ze met de groep degene aan die speelt. Als iemand wint, betekent dat een rondje voor de rest. Hij vond het altijd een beetje een zielig gezicht als iemand in z’n eentje zit te spelen. Maar hij voelt zich er nu eigenlijk best lekker bij. Plotseling heeft hij drie bars. Hij laat de kast uitbetalen en hoort met een stijgend gevoel van opwinding hoe de knaken in de metalen geldbak kletteren. Stiekem kijkt hij om zich heen of iemand het ook ziet. Niemand kijkt. Hij steekt een sigaret op en bestelt nog een biertje. Hij gooit zijn winst in de kast. Na tien minuten heeft hij al zijn punten weggespeeld. Hij gooit er nog vijf gulden in en bij de laatste punt, blijven er twee zevens op de rol staan. Daar moet hij er drie van hebben… Henk staat op om gauw nog een tientje te wisselen. Hij voelt zich heerlijk.
Urenlang speelt hij door. De ene keer gaat het goed, de andere keer niet. Soms heeft hij winst, dan weer verliest hij. Hij ziet niets anders meer dan de punten, de rollen en de symbolen, de grappige vruchtjes, de start- en holdknop, het bovenspel. Hij ziet de lichtjes knipperen, hoort het geldgekletter en de inmiddels vertrouwde melodietjes… Opeens gaat de muziek uit en het licht aan. De barman tikt hem op de schouder. “Ik ga sluiten. Het is vier uur.” Henk schrikt zich kapot. Hij had geen idee dat het al zo laat was. “Mag ik nog even mijn spel afmaken?” vraagt hij dringend. De man kijkt hem aan. “Doe dat nou maar niet, jongen. Tik maar af. Morgen ben ik ook open. Dan hou ik de kast wel voor je vrij.” Even later staat Henk op straat. Het is een mooie, heldere nacht, maar dat merkt hij niet. In zijn hoofd gaat het spel door. Hij heeft nooit geweten dat het zo fantastisch was. Hij heeft wel wat verloren, maar in elk geval heeft hij minder uitgegeven dan hij in die vreselijke danstent zou hebben gedaan.
De volgende dag is het zondag. Het regent een beetje en Henk verveelt zich. Zijn ouders zijn naar de verjaardag van een tante. Hij had geen zin om mee te gaan en is thuisgebleven om ‘nog wat na te kijken voor maandag’. Maar dat is niet waar zijn gedachten momenteel mee bezig zijn. Zal hij één van zijn vrienden bellen? Waarschijnlijk zijn ze voetballen, iets waar hij vorig jaar mee gestopt is omdat hij er niet meer zo’n zin in had. Hij moet steeds denken aan die gokkast waar hij gisteren op speelde. Zal hij het nog even gaan proberen? De uitbater had beloofd dat hij de kast zou vrijhouden… Hij hoeft niet lang na te denken. Hij gaat. Hij heeft nog maar een tientje, voor alle zekerheid gaat hij even pinnen.
In het café hangt een gezellige drukte. Henk wist niet dat zoveel mensen ook op zondagmiddag naar het café gingen. Hij ziet direct dat de kast bezet is. Daar baalt hij verschrikkelijk van. De barman haalt zijn schouders op. “Ik heb een uur gewacht, maar je kwam niet. Toen moest ik hem wel laten spelen. Het is ook een vaste klant.” Henk kijkt hoe de ander speelt. Het gaat ongelofelijk hard. Er staan meer dan vierhonderd punten op de kast, dus moet er flink wat inzitten. Hij gaat iets dichter bij de man staan en kijkt mee. Opeens draait de man zich om. “Kun je niet ergens anders gaan staan kijken?” vraagt hij woedend. Henk gaat een eindje verderop staan. Hij wacht net zo lang totdat de man klaar is. Na een half uur is deze door zijn punten heen. Henk wist niet dat het zo snel kon gaan. De ander staat op en verlaat meteen het café. Eindelijk kan Henk spelen. Als na een paar minuten bevangt hem hetzelfde gevoel dat hij de avond ervoor had. Een lekker, rozig, warm, goed gevoel. Alsof de hele wereld om hem heen niet verder bestaat. Alles wat telt zijn hij en de kast. Hij denkt ook niet aan winnen of verliezen. Hij speelt, wisselt, speelt, wisselt weer… En dan is zijn geld op. Hij schrikt zich lam. Honderdtien gulden heeft hij uitgegeven. de aangename roes is verdwenen. Het is al zes uur. Over een half uur staat het eten op tafel. Met een naar gevoel van binnen gaat hij zonder iemand te groeten naar huis.
Nog dagen erna denkt hij aan zijn verlies. Het is evenveel geld als wat hij op donderdagavond en zaterdag zou hebben verdiend met zijn werk. Het nare gevoel slijt, maar verdwijnt niet helemaal. Toch moet hij ook steeds aan de kast denken…
Langzaam maar zeker maakt Henk er een gewoonte van om in het weekend in het café te gokken. Als hij met zijn vrienden gaat, probeert hij zich in te houden. Op zaterdag gaan ze echter steeds vaker naar de discotheek. Aangezien Henk niet meegaat, worden de zaterdagavond en de zondagmiddag zijn vaste gok dagen. Zijn ouders denken dan dat hij met zijn vrienden op stap is. En wat maakt het uit of hij zijn geld uitgeeft aan uitgaan of aan gokken?
Op een dag loopt hij na school door de stad. Op zoek naar een cadeautje voor zijn moeder die over twee dagen jarig is. Zonder er erg in te hebben, staat hij opeens voor de gokhal. Hij is er wel eens binnen geweest. Een keer met zijn oudere broer, die hem stiekem mee naar binnen loodste toen hij nog minderjarig was. Een paar keer met twee vrienden. Hij besluit even naar binnen te gaan om te kijken of er net zo’n kast staat als in zijn stamkroeg. Er staan er zelfs drie. Eentje is vrij. Hij heeft maar dertig gulden op zak, dus veel kan hij niet verliezen. De sfeer binnen bevalt hem wel. Het is er aangenaam warm, het licht is gedempt en iedereen staat rustig te spelen. Hij groet de kassier en wisselt zijn geld. Na een kwartiertje spelen heeft hij vijftig gulden winst. Zijn hart bonst van spanning en opwinding. Nog even en hij heeft zijn verlies van het afgelopen weekend teruggewonnen.
Na enige maanden behoort Henk tot de vaste klanten van de gokhal. Hij komt er zo’n drie keer per week en blijft steeds een uur of twee, drie, vier, afhankelijk van wat hij te besteden heeft. Vrijwel al zijn geld, ’n beurs en z’n salaris, gooit hij in zijn lievelingskasten.
Hij komt steeds later thuis. Slaat steeds vaker een les of een werkgroep over. Heeft verschillende keren geen tentamens gedaan. Ziet zijn vrienden minder en minder. Komt vaker te laat op zijn werk. Heeft bij twee banken zijn krediet zwaar overschreven. Zijn spaargeld is vergokt.
Zijn ouders maken zich zorgen. Zijn mentor op school heeft al drie keer vergeefs een afspraak met hem gemaakt. Zijn vrienden vragen of het wel goed met hem gaat. En of ze he geld dat ze hem hebben geleend ooit nog terugkrijgen. Zijn baas wil weten of hij nog van plan is voor hem te blijven werken. Er komen brieven binnen van banken waar hij schulden heeft.
Henk zit er niet mee. Hij is een meester geworden in het bedenken van smoesjes, uitvluchten, leugens. Hij weet iedereen te sussen. Hij heeft alles in de hand. Alles onder controle. Ook de kast.
Het is koopavond. Bijna Sinterklaas. Henk heeft tweehonderd gulden geleend van zijn moeder. Voor studieboeken. Hij koopt er echter geen boek voor. Ook geen sinterklaascadeautjes voor zijn ouders en zus, zoals hij zich had voorgenomen. Buiten is het guur en donker en in de gokhal is het warm en gezellig. Met tweehonderd gulden kun je soms nog wel eens een paar uur vooruit. Het is elf uur als het geld op is en de gokhal sluit. Henk is pas tegen twaalven thuis. Zijn ouders zijn nog wakker. Ze willen met hem praten. Henk niet met hen. Hij snauwt hen af en gaat naar bed. Waar hij rusteloos woelend, piekerend over geld, de nacht doorbrengt.
Op Sinterklaasavond is Henk te laat en heeft geen cadeau of gedicht voor de anderen. Zijn ongeruste ouders laat hij op zich inpraten. Hun vragen en verwijten glijden langs hem een. Hij vertelt dat hij is ontslagen door zijn baas en daarom geen geld had. Dat hij studiemateriaal heeft gekocht, dat hij een vriend geld heeft geleend. Intussen zit hij als een razende te rekenen. Hoe komt hij aan geld om morgen weer te kunnen gokken? Hoe kan hij morgen weer ongezien zijn bankafschriften onderscheppen?
Twee maanden later komt Henk in de problemen. Maar nu echt. Het begint op een vrijdagavond. Zijn studiebeurs is die dag binnengekomen en zit inmiddels in een uitnodigend knipperende kast. Zijn laatste punt heeft hij laten staan. Hij weet zeker dat de kast ieder moment kan gaan geven. Maar hoe komt hij snel aan geld? Wanhopig kijkt hij om zich heen.
“Geld nodig?” Er staat opeens een jonge man naast hem. Henk heeft hem wel eens vaker gezien in de gokhal. Meestal kijkt hij mee, zonder de spelers te storen. Hij ziet er verzorgd uit. Keurig in pak. “Ik kan je wel wat lenen. Sigaret?” Henk neemt de sigaret aan. “Hoeveel heb je nodig?” Voordat hij het weet, heeft Henk het al gezegd: “Vijftig gulden. Morgen heb je het terug.” “Laat maar. Hier heb je een snip. Ik heb zelf net veel gewonnen.” De man glimlacht en geeft hem honderd gulden. Henk negeert het onbehaaglijke gevoel dat hem bekruipt. Hij kijkt de man recht aan. “Morgen krijg je het echt terug”. De man knikt hem vriendelijk toe en Henk speelt verder. De volgende dag heeft hij het geld niet terug, maar hij ziet de man ook niet. Drie dagen later ‘leent’ de man hem weer geld. Tweehonderd gulden. Hij vraag het niet terug. Hij groet Henk steeds vriendelijker en vraagt of hij geld nodig heeft. Na twee weken staat hij weer naast hem. “Ik heb jou duizend gulden geleend. Heb je het terug? Ik heb het vandaag nodig.” Henk voelt zijn hart tekeer gaan. “Ik moet het even gaan pinnen”, zegt hij vlug. Hij tikt zijn laatste punten af en gaat meteen naar huis. Wat moet hij nu?
Thuis is er nog niemand. Er ligt een briefje van zijn moeder op tafel dat ze even bij een vriendin is. Haar tas ligt in de keuken. Hij grijpt haar portemonnee: er zit maar honderdvijftig gulden in. Beter dan niets.
De volgende dag in de gokhal schiet hij de man aan. “Hier heb je alvast honderd gulden, de rest heb ik morgen”. De man kijkt hem kil aan. “Niks ervan. Ik had het gisteren al moeten hebben. Het hele bedrag. En volgens mij hoef ik er morgen ook niet op te rekenen. Maar ik weet het goed gemaakt. Heb je een rijbewijs?” “Ja, hoezo?” vraagt Henk. “Als jij zaterdagnacht ergens klaar wil staan met een auto, hoef je niets terug te betalen. Doe je het niet, dan heb je een groot probleem.” Henk slikt. Hij zegt dat ie het geld gaat halen en rent struikelend de gokhal uit. Uren dwaalt hij door de stad. Wanhopig. Hij kan wel huilen. Met de laatste trein gaat hij naar huis.
Henk z’n ouders zitten thuis te wachten. Zijn moeder weet het nu heel zeker: het geld dat de laatste tijd steeds uit haar tas is verdwenen, moet door Henk zijn gestolen. Ook Henks vader heeft een aantal keren geld gemist. Ze hebben een bankafschrift van hem gevonden, waaruit blijkt dat hij zesduizend gulden rood staat. Ze kunnen het niet geloven. Ze willen weten wat er met Henk aan de hand is. Waardoor de spanningen van de laatste maanden worden veroorzaakt. Hun vroeger zo aardige en gezonde zoon is een totaal ander mens geworden. Hij is nauwelijks meer thuis. Eet niet. Hij ziet er bleek, mager en verwaarloosd uit. Zijn ogen staan anders. Er komt geen stom woord mee uit. Of hij snauwt en grauwt. Vertelt leugens. Zou hij aan de drugs zijn?
Als Henk thuis komt, barst de bom. Stukje bij beetje trekken zijn ouders de waarheid uit hem. Uiteindelijk vertelt hij alles. Van het gokken. Zijn schulden. De bedreiging van de man in de gokhal. Hij heeft geen enkele uitweg meer.
Zijn ouders zijn verbijsterd. Gokken? Dat was wel het laatste wat ze hadden verwacht. Ze kunnen het nauwelijks begrijpen. Hoe kun je daar in vredesnaam aan verslaafd raken? Ze zijn afwisselend kwaad, verdrietig, teleurgesteld. De hele nacht praten ze door. Ze maken een optelsom van Henks schulden: alles bij elkaar een slordige vijftienduizend gulden, de schuld aan z’n ouders niet meegerekend. Over twee dingen zijn ze het eens. De man die Henk heeft bedreigd, moet direct worden afbetaald en Henk heeft hulp nodig. Daarna gaan ze alle drie naar bed. Uitgeput.
De volgende dag gaat vader met Henk naar de gokhal met duizend gulden. Ze betalen de man, die meteen verdwijnt. Vader kijkt even rond. Hier heeft Henk al maanden gezeten. En ze hebben er niets van gemerkt. Hij vindt het iets verschrikkelijks. Overal ziet hij gokkasten staan, intensief bespeeld door jongeren, oudere mannen met werkkoffertjes, huisvrouwen met boodschappentassen… “Kom, we gaan,” zegt hij kortaf als hij Henk strak naar een kast ziet kijken, die op dat moment vrij is, het zweet op z’n voorhoofd.
Zijn moeder heeft intussen uitgezocht waar Henk terecht kan met zijn gokprobleem. Eerst heeft ze de huisarts gebeld. Daarna een vriendin wie man in behandeling is geweest voor alcoholproblemen. Zo is ze op het spoor gekomen van het CAD, Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs. Ze behandelen daar ook gokkers. Henk kan die week nog langskomen voor een intakegesprek.
Samen gaan ze naar het CAD toe. Ze hebben een afspraak met een medewerkster, een maatschappelijk werker. Eerst wordt het gokprobleem van Henk besproken. Daarna wil de vrouw van alles weten. Hoe gaat het thuis? Zijn er nog andere problemen? Hoe zit het gezin in elkaar? Henks moeder raakt een beetje geïrriteerd. Wat heeft dat allemaal met het gokken te maken? Maar ze doet haar best om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Ze wil Henk immers helpen. Aan het eind van het gesprek vertelt de vrouw dat er verschillende mogelijkheden zijn: ze hebben een zelfcontrole-cursus (wil Henk gecontroleerd leren gokken of helemaal stoppen?), eventueel in combinatie met gedrags- of gezinstherapie. Hoe gemotiveerd is Henk? Henk zegt dat hij helemaal wil stoppen met gokken. En hij wil liefst meteen beginnen. De vrouw vertelt hem vriendelijk dat hij over anderhalve maand met de volgende groep kan meedoen – er zijn meer aanmeldingen voor de cursus – en dat ze eerst met het team wil overleggen of daarnaast nog een andere therapie gewenst is. De teamvergadering is een week later. Daarna zullen ze bericht ontvangen.
De intake is afgelopen. Henk loopt achter zijn moeder aan naar buiten. Hij is teleurgesteld dat hij nog zo lang moet wachten. In de hal ziet hij een folder liggen. “Gokverslaafd word je spelenderwijs”, leest hij. Hij heeft zo’n zelfde folder wel eens in de gokhal zien liggen. Voor alle zekerheid neemt hij hem mee.
Buiten kijken ze elkaar aan. “Wat vond je ervan?” vraagt zijn moeder. “Ik weet het niet,” zegt Henk. Ook zijn moeder heeft twijfels. Het lijkt wel of ze het gokken niet zo serieus nemen. En dan al die vragen over allerlei dingen… Het gaat toch om Henk? En om het gokprobleem? Ze gaan naar huis.
Even later zit Henk op zijn kamer. Eigenlijk zou hij weer eens iets aan zijn studie moeten doen. Voor hem ligt een boek, maar hij kan zijn gedachten er totaal niet bij houden. Het is lang geleden dat hij een paar dagen achter elkaar niet heeft gegokt. Zijn gedachten gaan in cirkels. Hij ziet zijn favoriete kast voor zich, ziet zichzelf er knaak na knaak ingooien, de punten verschijnen, de rollen draaien, hij hoort het melodietje… Het zweet breekt hem uit. Hij staat op, loopt onrustig heen en weer. Hij moet gokken, anders wordt hij gek. Zijn moeder is boodschappen gaan doen. Henk sprint de trap af naar beneden. Hij kan naar zijn oude stamkroeg gaan. Misschien kan hij van iemand geld lenen… Hij grijpt zijn jas, zoekt naar zijn sleutels… Opeens voelt hij de folder. Haalt hem tevoorschijn. Hij leest hem helemaal door. Er staan allerlei vragen in waar zijn antwoord steeds ‘ja’ op luidt. En er wordt vermeld dat de Anonieme Gokkers iedere week bijeenkomen om samen het gokprobleem aan te pakken. Verder staat er een landelijk telefoonnummer. Hij haalt diep adem en denkt na. Zal hij bellen? Naar de Anonieme Gokkers?
Langzaam trekt Henk zijn jas weer uit. Hij trilt helemaal. Eerst een glas water. Sigaret. Hij gaat op de bank zitten, de telefoon in zijn hand. Hij toetst het telefoonnummer. Als er niet wordt opgenomen, kan hij altijd nog gaan gokken. De telefoon wordt meteen opgenomen. “Goedemiddag, met de Stichting AGOG, Anonieme Gokker Omgeving Gokkers”. Een vrouwenstem. Ja, wat moet hij nu zeggen? Stilte. “Kan ik u misschien helpen?,” vraagt de vrouw. Ze wacht even. “Gaat het over gokken?” “Ja,” zegt Henk. Weer is het stil. “Vind je het moeilijk?” “Ja,” zegt Henk weer. “Ik heb alle tijd. Vertel maar wat je kwijt wilt, jongen.” En dan opeens vertelt hij. Alles. Ze praten wel drie kwartier. Het is zo makkelijk. Die vrouw weet precies waar hij het over heeft. Als hij de woorden niet zo gauw kan vinden, heeft zij het al begrepen. Ze veroordeelt hem niet, maakt hem geen verwijten. Af en toe stelt ze een vraag en helpt hem zo verder. Voor het eerst in lange tijd voelt hij zich rustig worden. Als hij eindelijk klaar is, vraagt ze of hij hulp wilt. Ja, dat wil hij wel. Als hij hoort dat zij in een andere regio zit, vindt hij dat ontzettend jammer. “Maar ook bij jou in de buurt draait een groep van de AGOG.”, zegt ze. “Ik ken de gespreksbegeleider. Dat is een hele goede”. En ze geeft hem het nummer. “Gewoon bellen. En anders kun je altijd iets inspreken. Er is ook een groep voor de omgeving, zoals wij dat noemen. Zo kun je samen met iemand anders gaan. Je hebt geen vriendin, is het wel? Misschien wil je moeder met je mee. Veel succes.”
Henk belt meteen het nummer dat je hem heeft gegeven. Gelukkig is de gespreksbegeleider thuis. Deze houdt het gesprek kort. Hij vertelt hem dat er de volgende avond een bijeenkomst van de AGOG is. Om acht uur, in het gebouw van het CAD. Hij is van harte welkom. Verder dringt ook hij er op aan om iemand uit zijn omgeving mee te nemen en geeft hem hiervoor een ander telefoonnummer. Henk wil hem nog van alles vragen, maar de ander rondt het gesprek af. “Kom maar om half acht. dan praten we verder. Tot morgen.”
De voordeur slaat dicht. Zijn moeder is thuis. Ze ziet Henk op de bank zitten, de hoorn nog in zijn hand. Ze is aangenaam verrast als ze hoort wat hij van plan is. Minder opgetogen reageert ze op de boodschap dat ook zij bij die Anonieme Gokkers wordt verwacht. Waarom zou dat zijn? Zij heeft toch geen hulp nodig? Maar om Henk te helpen, wil ze best een keertje mee. Ze draait het nummer dat hij haar geeft en krijgt een vrouw aan de telefoon. Haar zoon is ook gokverslaafd geweest. Ze spreken af dat ze, net als Henk, een half uurtje eerder komt.
De volgende avond eten ze vroeg. Henk is óp van de zenuwen. Hij heeft zin om het hele plan af te blazen, maar zijn moeder is vastbesloten. “Je wilde er zelf direct iets aan doen. Kom op. Ik ga tenslotte ook mee, voor jou.”
Weer rijden ze samen naar het CAD. Bij de ingang worden ze opgewacht door een man. Een jaar of veertig. Vriendelijk gezicht. Stevige handdruk. “Ik ben Jos. Gespreksbegeleider van de Anonieme Gokkers. Kom verder”. Binnen zit Anneke, van de Omgeving Gokkers. Ze krijgen koffie en met zijn vieren spreken ze een aantal zaken door. Over het gokgedrag van Henk, over zijn schulden en over de huidige financiële afspraken. Ze krijgen verschillende boekjes uitgereikt, met richtlijnen en adviezen. Daarna vertellen ze. Over zelfhulp. Dat ze ieder in de eigen groep hun verhaal kunnen vertellen. Dat iedereen anoniem is en alleen de voornaam hoeft te zeggen. Dat alles wat ze vertellen binnen de groep blijft. Dat ze in principe wekelijks moeten komen. Dat Henk vanaf nu moet stoppen met gokken. En dat hij zijn financiën voorlopig moet laten beheren door zijn moeder. Hun hoofd duizelt ervan. Anneke ziet het: “Het is jullie eerste keer. Kijk maar hoe het gaat vanavond. Je mag je verhaal vertellen, je mag ook alleen luisteren. Je hoeft niks. Willen jullie nog koffie?”
Langzamerhand komen allerlei mensen binnen. Jongens, meisjes, mannen en vrouwen. Alles door elkaar. Iedereen ziet er heel gewoon uit. De mensen begroeten elkaar, praten en lachen. Alsof ze elkaar goed kennen. Sommigen stellen zich voor aan Henk en zijn moeder. Om acht uur zegt Jos: “Oké jongens, we gaan beginnen”. Anneke vraagt of de OG mee gaat naar de keuken. Henks moeder gaat met haar mee. De AG blijft in de ontvangstruimte. Er worden stoelen in een kring gezet. Iedereen pakt nog een kop koffie of thee en neemt plaats.
Met kloppend hart zit Henk ineengedoken in zijn stoel. Hij hoopt dat niemand ziet dat zijn handen trillen. Om hem heen zitten negen mannen en twee vrouwen. Veel mannen zijn eigenlijk nog jongens, ongeveer zijn leeftijd of een paar jaar ouder. Jos neemt het woord: “Goedenavond allemaal. Welkom. Vanavond hebben we Henk, een nieuwe in ons midden. Oké, Henk, we zullen ons eerst aan je voorstellen. Iedereen kan vertellen wat ie wil. Peter, wil jij beginnen?” “Da’s goed,” zegt deze. “Ik ben Peter, ik ben dertig jaar en nu twee jaar gokvrij. Ik heb een aannemersbedrijf. Ik heb hier heel wat geleerd en ben erg blij met de groep”. Hij knikt naar zijn buurman. “Nou, ik ben Hans, 22 jaar. Ik ben acht maanden gokvrij. Ik heb in totaal acht jaar gegokt. Volgende”. “Ik ben Marina, vijf maanden gokvrij. Tien jaar gegokt. Ik had het twee keer eerder geprobeerd, ben twee keer teruggevallen. Ik ben blij dat ik hier zit. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.” Eén voor één stellen de groepsleden zich voor. Jos als laatste. “En ik ben Jos, vier jaar gokvrij, na veertien jaar te hebben gegokt. Ik begeleid deze groep nu bijna drie jaar, samen met Ben. Wil jij al iets over jezelf kwijt, Henk?” Henk schraapt zijn keel, die kurkdroog is. “Ik ben dus Henk, 21 jaar en ik heb bijna twee jaar gegokt. Ik wil heel graag stoppen.” Peter wil weten hoe hij hier terecht is gekomen en of hij uit zichzelf is gekomen. Henk vertelt het heel in het kort. Hij komt slecht uit zijn woorden, maar hij voelt zich al iets beter op zijn gemak dan in het begin. Dat komt doordat de anderen dat gokken van hem heel gewoon vinden.
Jos zegt: “Straks komen we terug bij onze nieuweling. Ik wil eerst een rondje maken. Michel, hoe is het de afgelopen week met jou gegaan?” Michiel vertelt. En daarna is de volgende aan de beurt. Na een tijdje begint Henk geboeid te raken door de verhalen van de anderen. Het gaat niet allemaal over gokken, maar het heeft er wel steeds mee te maken. De één vertelt over zijn relatie die door het gokken achteruit is gegaan, de ander over ruzie op zijn werk, weer een ander vertelt dat hij de afgelopen week bijna weer is gaan gokken na een half jaar te zijn gestopt… Iemand vertelt dat hij eindelijk de schuld aan zijn beste vriend heeft kunnen afbetalen en weer met hem omgaat. Het valt hem op dat iedereen goed luistert. Sommige dingen herkent hij. Om beurten vertellen de leden van de groep hoe hun week is verlopen. Het ene moment vindt Henk dat het met zijn probleem allemaal nog wel meevalt; het volgende moment wordt hij helemaal moedeloos als hij zich realiseert dat sommigen al heel lang niet hebben gegokt en hun schulden hebben afgelost. Soms stellen de groepsleden elkaar vragen, op een hele directe manier. Of geven adviezen. Jos begeleidt het gesprek. Af en toe valt er een stilte. Henk is zichzelf totaal vergeten. Hij is diep onder de indruk.
Intussen zit de moeder van Hen met drie andere moeders, twee partners en een vader bij Anneke in de OG-groep. Ze hebben zich allemaal voorgesteld en iets over zichzelf verteld. Nu is aan haar het woord. “Ik ben Els, de moeder van Henk. Nog geen week geleden zijn we er achter gekomen dat Henk gokt. We wisten van niets. We misten steeds geld en we dachten op het laatst dat ie aan de drugs was.” Ze had zich voorgenomen om niet te veel te vertellen. Om vooral te luisteren. Ze kan zich echter niet langer meer inhouden. Al haar opgekropte emoties van de afgelopen tijd – verdriet, pijn, machteloosheid – komen naar boven. Ze vindt het vreselijk, maar ze begint te huilen terwijl ze verder vertelt. De groep luistert. Iedereen laat haar rustig uitpraten en uithuilen. Ze voelt hoe iedereen meeleeft. Als ze klaar is, krijgt ze van haar buurvrouw een zakdoek aangereikt. “Meid, ik weet precies hoe je je voelt. Ik heb het zelf meegemaakt met mijn eigen zoon.” “Ik dacht dat ik hier voor Henk kwam, maar het lijkt wel of ik zelf ook hulp nodig heb,” zegt Els. Ze denkt even terug aan de mevrouw van het CAD. Zou ze dat bedoeld hebben met haar vragen? Anneke kijkt haar aan. “Misschien is dat ook zo. Allemaal zitten we hier voor de gokker. Maar we zitten er ook voor ons zelf. We hebben allemaal een hoop ellende meegemaakt door het gokprobleem van de ander. Hier kun je je verhaal kwijt. Hiernaast kunnen de gokkers hun verhaal kwijt. We luisteren en we proberen elkaar te helpen door elkaar te steunen en onze ervaringen te delen”.
Om half tien is het pauze in de groepen. Iedereen neemt nog eens koffie of thee, sigaretten worden opgestoken. Er wordt weer druk gepraat. Iemand heeft cake meegenomen en gaat rond. Het is bijna gezellig. Om tien voor tien gaan ze weer verder.
Henk, terug in de AG-groep, luistert weer ademloos naar het gesprek. Om half elf spreekt Jos hem aan. “Het is misschien wel lastig voor je, zo’n eerste avond. Je hoort zoveel, van alles door elkaar. Wil je al iets vertellen?” Henk zegt dat hij onder de indruk is geraakt en dat hij het allemaal nog een beetje moet verwerken. Peter wil hem graag een aantal dingen vragen. Dat vind Henk best. En dan vragen ze, allemaal. Of hij een relatie heeft. Of hij ook iemand in de OG heeft zitten, waarom hij gestopt is met gokken, hoe lang hij heeft gegokt, hoeveel schulden hij heeft, wat voor dagbesteding hij heeft, of hij zijn financiën al heeft geregeld… Hij vindt het moeilijk, schaamt zich soms, maar voelt het als een bevrijding om zijn hart te kunnen luchten. Eindelijk zegt Jos: “Genoeg jongens. Hier laten we het voorlopig bij. Laat het maar even bezinken”. Ben voegt er nog iets aan toe: “We gaan je met een heleboel dingen helpen, jongen. We hebben allemaal vreselijke dingen gedaan, dus je kunt hier open en eerlijk zijn. Vanaf nu moet je proberen eerlijk te zijn. Nooit meer liegen. Niet tegen anderen en niet tegen jezelf. We zeggen niet dat we nooit meer gokken. We zeggen: ‘vandaag niet gokken’. En verder heet ik je van harte welkom.”
Dan is het elf uur. De avond is voorbij. De OG-ers zitten al te wachten op de AG-ers. Iedereen neemt afscheid. “Tot volgende week.”
Henk en zijn moeder gaan samen naar huis. Stil zitten ze in de auto. Maar het is een goede stilte. Voor het eerst sinds maanden is de spanning verdwenen.
Het is een avond in september. Groepsavond. Henk is op weg naar het gebouw van het CAD. Hij fietst tegenwoordig, sinds hij in juli in de stad is komen wonen. Op kamers. Dat heeft heel wat voeten in aarde gehad. Zijn ouders waren niet laaiend enthousiast over dat plan. Vooral zijn moeder niet. Ze bleef maar moeilijk doen. “Is dat nou wel verstandig, Henk? Uit huis gaan, terwijl het nog maar zo kort geleden is? Zou je niet eerst je studie afmaken?” Terwijl hij 22 is en al drie jaar bezig met zijn HEAO opleiding. Terwijl hij zijn schulden al grotendeels heeft afbetaald. Het gaat prima met zijn financiën. Het gaat prima met hem. En ze blijven maar zeuren. Over dat verdomde gokverleden. Bij de AGOG stonden ze ook al niet te juichen. “Zou je dat nou wel doen? Hoe gaan jullie dat financieel regelen? Kun je die verantwoordelijkheid al aan?” Henk hoort het Jos, de gespreksbegeleider, nog vragen. Hij kan zich er opnieuw over opwinden. In plaats dat ze hem aanmoedigen en steunen… Blij voor hem zijn dat hij het allemaal zo goed voor elkaar heeft. Een ruime kamer in een gezellig huis, vlakbij het centrum Twee aardige huisgenoten; een paar nieuwe studievrienden. Een heel handig baantje bij een softwarebedrijf, waar hij goed verdient en zijn eigen werktijden kan regelen. Henk is bijzonder tevreden over zijn nieuwe leven. En niets is nu vervelender dan steeds maar de kritische vragen van de groep: “Heb je je nieuwe vrienden al verteld van het gokken?” “Weten je huisgenoten het?” “En je baas?” “Zie je je oude vrienden nog wel eens, van wie je zoveel geld hebt geleend?” “Heb je nog met je moeder gepraat?” Henk windt zich steeds meer op. Hij weet het, hij heeft fouten gemaakt. Maar hij zit nu ruim een half jaar bij de groep en het gaat gewoon hartstikke goed. Eigenlijk gaat hij de laatste weken met steeds meer tegenzin naar de AGOG. Hij ergert zich vooral steeds aan die blik van opluchting in de ogen van zijn moeder, sinds hij op eigen gelegenheid komt. Is in elk geval allang blij dat hij niet meer samen met haar in de auto hoeft te zitten, op weg van en naar de groep. Hij weet dat dat voor haar juist zo belangrijk was. Misschien wel juist daarom…
Iets over achten belt hij aan bij het vertrouwde pand. Peter, de tweede gespreksbegeleider sinds Ben afscheid heeft genomen, doet hem open. “Kom gauw binnen, we wilden net gaan starten”. Hij is de laatste, de rest zit al in de kring. Ze zijn met z’n negenen vanavond. Op Jos en Edwin na allemaal jonge kerels van tussen de twintig en de dertig. De OG zit al in de keuken. Snel schenkt Henk zichzelf koffie in en gaat zitten. Jos neemt het woord. “Goedenavond. Welkom allemaal. Voordat we beginnen, wil ik nog een paar mededelingen doen. Allereerst wil ik zeggen dat ik er helaas over twee weken niet ben in verband met de rapportavond van mijn kinderen. Maar dat hoeft geen probleem te zijn, want Peter is er gewoon. Verder krijg ik nog van twee mensen geld voor koffie en thee. Henk en Richard, klopt het dat ik van jullie nog een tientje krijg”. Ze knikken allebei. “Betalen jullie me dan even in de pauze? Als laatste wil ik een datum met jullie prikken voor een mix-avond. De OG heeft er zo langzamerhand weer grote behoefte aan om met ons over bepaalde onderwerpen te praten en Peter en ik vonden het ook weer tijd worden”. “Oh jee, krijg ik weer van vijf moeders op m’n donder”, zucht Dick. “Ja, mijn vriendin kan zich daar ook zo op verheugen,” zegt Frank gelaten. Er worden nog wat grappen gemaakt, maar iedereen lijkt het eigenlijk wel een goede zaak te vinden. Ze besluiten de mix-avond over drie weken te houden. Henk heeft niets gezegd. Hij vindt het helemaal geen goede zaak. Die ene keer dat hij een groepsavond met de OG heeft meegemaakt, een maand of drie geleden, vond hij het een bijzonder onprettige ervaring. Hij was toen ruim drie maanden gokvrij en had een opmerking gemaakt over het gebrek aan vertrouwen van de omgeving. Hardop had hij zich afgevraagd hoe lang een gokker wel niet die stomme bonnetjes moest laten zien en alle geldzaken aan de omgeving overlaten. Dat was totaal verkeerd gevallen. Van twee kanten kwamen de aanvallen: de vrouw van Ben en de moeder van Hans. Wat hij wel niet dacht! En of hij zich wel realiseerde hoe moeilijk het voor de OG was om het vertrouwen in een gokker weer terug te krijgen. Dat het een heel moeilijk en langdurig proces was, dat veel tijd, geduld en overleg vereist. De hele OG had zij over zich heen gekregen. Er was zelfs iemand gaan huilen. Hij was zich helemaal kapot geschrokken en had van boosheid en frustratie de hele avond niets meer gezegd. Hij wilde er ook niet met zijn moeder over praten, die er achteraf in de auto natuurlijk weer over was begonnen…
“Henk, wil jij vandaag beginnen?” hoort hij Jos opeens vragen. Hij schrikt op uit zijn gedachten. “Eh… ja hoor, da’s goed. Ik heb eigenlijk toch niet zoveel te vertellen. M’n week was oké. Beetje gestudeerd, beetje gewerkt, naar de kroeg geweest met m’n huisgenoot… Het gaat allemaal wel goed, eigenlijk”. Henk is klaar. Er valt een korte stilte. Jos kijkt hem aan. “Is dat alles, Henk? Ben je nog thuis geweest, bij je ouders?” “Nee.” “Hebben andere mensen nog vragen of opmerkingen?” Jos kijkt de kring rond. Henk strekt zijn benen languit, slaat de armen over elkaar, kijkt strak naar zijn schoenen. Hij heeft geen zin om nog iets te zeggen. Baalt dat hij als eerste moet, dan val je altijd zo op. Kennelijk voelen de anderen dat hij met rust gelaten wil worden. Tot zijn verbazing en opluchting geeft Jos de beurt aan Frank. “Nou, ik heb wel een paar moeilijke momenten gehad de afgelopen week,” vertelt deze. “Op mijn werk zit ik in de organisatie van ons jaarlijks bedrijfsuitje en een collega van mij stelde voor om een gezellig avondje uit te gaan naar Holland Casino.” “Oh oh”, zegt Richard. Ook enkele anderen kreunen en maken allerlei opmerkingen over casino’s en de reclame die er voor wordt gemaakt. Peter maakt er snel een eind aan. “Ja, bedankt jongens, ik dacht dat Frank aan het woord was. Frank, ga verder met je verhaal.” “Nou ja, ik heb in het begin niets gezegd, want niet iedereen op mijn werk weet dat ik een gokker ben. Alleen mijn baas en mijn kamergenoot. Maar ik zat me wel op te winden, want een paar vonden het echt een heel goed idee. Ik vond het onwijs moeilijk, maar op het laatst heb ik toch maar gezegd dat ik problemen heb met gokken en dat ik maar beter niet mee kan gaan. Nou, iedereen stil natuurlijk. En ik maar een rooie kop krijgen en stotteren. Toen ben ik maar even naar de wc gevlucht en heb even heel diep adem gehaald. Maar toen ik terugkwam, reageerden ze eigenlijk heel goed. Eentje zijn rustig dat het natuurlijk niet de bedoeling was dat ik niet mee ging en dat we dan toch maar iets anders moesten gaan bedenken…” Het is weer even stil. “Wil iemand reageren?” vraagt Jos. Henk, die slechts even geboeid was door het verhaal van Frank, dwaalt weer af. Zijn gedachten zijn niet meer bij de groep. Hij begint te rekenen hoeveel uur hij deze week nog kan werken. Het is heerlijk om weer over geld te kunnen beschikken, sinds hij het huis uit is. Als hij nou morgen zijn werkgroep overslaat, kan hij twee uur extra werken, dat scheelt weer veertig piek… Hij hoort niets meer van de rest van het verhaal van Frank, van Richard, die daarna aan de beurt is. Hij hoort vaag iets van het verhaal van Edwin, die nog steeds huwelijksproblemen heeft.
“Oké jongens, het is half tien. Pauze.”, hoort hij Peter opeens zeggen. Henk schrikt op. Iedereen begint te rommelen met koffie, thee en sigaretten. Marcel is drie maanden gokvrij en heeft koekjes meegenomen. “Henk, wil jij me nog even betalen?” vraagt Jos. “Ja, tuurlijk.” Henk pakt zijn portemonnee uit zijn broekzak. “Heb je terug van vijftig?” vraagt hij zonder er bij na te denken. Jos kijkt hem vreemd aan, maar zegt niets, geeft hem veertig gulden terug uit de kas. Henk staat snel op, neemt zijn koffie mee en gaat naar buiten om een sigaret te roken. Kwaad op zichzelf omdat hij heeft laten zien dat hij met groot geld op zak loopt. Als ie maar niet weer de beurt krijgt. Na de pauze zijn Peter, Dick, Hans, Marcel en Jos aan de beurt. Jos slaat zichzelf echter over. Hij zegt: “Ik wil het met jullie weer eens hebben over eerlijkheid. Hoe eerlijk zijn we eigenlijk? Tegen elkaar? Tegen onze omgeving en tegenover onszelf? Wie wil daar iets over zeggen?” Hij kijkt Henk niet aan, maar deze voelt dat die woorden speciaal tot hem zijn gericht. Hij zegt echter niets. Blijft koppig zwijgen, ook als er na een paar reacties een emotionele discussie ontstaat. Om elf uur ronden Jos en Peter het af. “Ik vond het een goede avond,” zegt Jos. “Ik heb alleen sterk get gevoel dat niet iedereen even eerlijk is geweest. Een fijne week allemaal en tot de volgende keer.” Iedereen staat op. Daar klinken de bekende geluiden van stoelen die worden teruggezet, kopjes die worden afgewassen. De OG komt ook net naar buiten. Els, de moeder van Henk, schiet op hem af. “Dag jongen, hoe is het met je? We heben de hele week niets van je gehoord. Heb je mijn bericht niet doorgekregen van je huisgenoten?” “Nee, ik heb het druk gehad. Ik moet trouwens meteen weg, want ik heb nog een afspraak met een studievriend. Dag mam, de groetjes aan pa.” Henk wil er meteen vandoor. Hij voelt de blikken van Jos en Anneke, de gespreksbegeleider van de OG, op zich rusten. Met een vage zwaai verdwijnt hij. Buiten steekt hij meteen een sigaret op en springt op zijn fiets. Eindelijk weg.
De volgende dag maakt hij een lange werkdag. Honderdzestig gulden rijker fietst hij voldaan naar zijn huis. Het geld voor zijn vaste uren word overgemaakt naar zijn en/en rekening die zijn moeder voor hem beheert en waar hij zijn zakgeld wekelijks via een door haar bedacht chipsysteem kan afhalen. Alle extra’s maakt zijn baas over naar zijn nieuwe rekening die hij twee maanden geleden zonder medeweten van zijn ouders heeft geopend. Gelukkig dat ze hem nooit om zijn paspoort hebben gevraagd, zoals bij anderen in zijn groep wel is gebeurd. De eerste paar dagen voelde hij zich wel schuldig. Maar van die honderd piek zakgeld in de week kon hij toch niet leven? Ook al betalen zijn ouders de huur en zijn studiekosten en kan hij altijd bij hen eten, hij moet toch ook zijn sigaretten betalen en uit kunnen gaan? Binnen een week was zijn schuldgevoel volledig verdwenen en toen na twee weken zijn eerste extra verdiende geld op zijn eigen rekening stond, voelde hij zich de koning te rijk. Nu is hij er al weer aan gewend. Thuisgekomen eet hij een snelle maaltijd met z’n huisgenoten Gert en Pieter. “Wat gaan jullie vanavond doen?” vraagt Gert. “Ik ga nog even naar een borrel op de vereniging”, zegt Pieter. “Heb jij zin om vanavond nog wat te gaan drinken?” vraagt Gert aan Henk. “Oké,” zegt deze.
Twee uur later wandelen Gert en Henk samen naar het café waar Gert graag komt. Fijn is dat, gewoon wandelen naar het café, denkt Henk. Op het eerste gezicht lijkt het hem wel een aardige tent. Het interieur is modern en sfeervol, de muziek staat niet keihard en er komt vooral jong publiek. Heel wat anders dan de stamkroeg bij hem in het dorp. Gert bestelt de biertjes, Henk gaat even naar de wc. Hij schrikt zich lam als hij achterin tegen twee gokkasten aanloopt. Op een van die twee heeft hij vaak gespeeld. Op de wc aangekomen, breekt het zweet hem uit. Hij kijkt in de spiegel – hij ziet erg bleek – en was zijn handen. “Rustig blijven, rustig blijven,” zegt hij bezwerend tegen zichzelf. “Niks aan de hand. Niks laten merken.” Hij loopt zonder naar de kasten te kijken naar het tafeltje, waar Gert al klaar zit met het bier. Ze drinken hun glazen leeg, praten een beetje over hun studie, de huisbaas en over het leven in het algemeen. Henk haalt het tweede rondje. Hij voelt zich al wat rustiger. Na het derde rondje komt er bij hen aan tafel een meisje staan, dat Gert blijkt te kennen. Henk ziet meteen dat deze haar gezelschap bijzonder op prijs stelt. Gert stelt hen aan elkaar voor en raakt vrij snel in een diep gesprek. “Ik ga nog even naar de wc,” hoort Henk zichzelf zeggen. Voordat hij zichzelf kan tegenhouden, loopt hij naar het achtergedeelte en gaat voor de hem bekende kast staan. De andere is inmiddels bezet door een jongen van zijn leeftijd. ‘Alleen maar even proberen.’ zegt Henk tegen zichzelf. Ik weet zeker dat ik het onder controle heb.’ Hij voelt in zijn zak: twee knaken en een vijfje en is vast van plan om het daarbij te laten. Hij speelt weer. Voor het eerst in bijna zeven maanden. Het rare is dat het oude, speciale gevoel niet komt. Binnen tien minuten is hij klaar. Geld op, tikken weg. “Zie je nou wel,” denkt Henk tevreden. ‘Ik kan het best, zonder meteen door te slaan. In tegenstelling tot alles wat ze bij de AGOG zeggen’. ‘Eens een gokker, altijd een gokker.’ ‘Een gokker moet zichzelf niet uittesten’. ‘Als je een keer terugvalt, ga je er meteen weer voor’. ‘Allemaal bullshit’. Hij voelt zich een overwinnaar en wandelt rustig en voldaan terug naar het tafeltje. Het meisje is weer bij haar vriendinnen gaan zitten. Gert zich om zich heen te kijken waar hij blijft. “Zullen we gaan?” vraag hij. “Prima,” zegt Henk.
Tijdens de groepsavond voelt Henk zich nog steeds heel kalm. Luisteren daar de verhalen van zijn groepsgenoten over hun problemen en over hun gok drang, moet hij inwendig zelfs een beetje lachen. Hij voelt zich superieur en opeens mijlenver van hen af staan. Als hij aan de beurt is, zegt hij het. “Ik kom vanaf nu om de week. Het gaat zo lekker; m’n studie gaat op rolletjes, mijn financiën gaan goet en ik zit gewoon lekker in m’n vel. Ik heb de groep niet meer zo nodig als eerst”. Het komt er rustig en gedecideerd uit. De lange stilte die valt, wordt eindelijk doorbroken door Peter, die eerst een blik met Jos wisselt. “Ik kan je niet tegenhouden, Henk. Het is jouw keuze. Maar ik hoop dat je weet waar je mee bezig bent. Een ding: ik wil dat je het zelf aan je moeder vertelt.” Jos kijkt hem alleen maar aan. Henk wendt zijn ogen van hem af. “Da’s goed,” zegt hij in antwoord op Peters verzoek.
Na de groep fietst hij er meteen vandoor, de anderen snel groetend. De OG is gelukkig nog bezig. Thuisgekomen gaat hij direct naar de telefoon. Hij draait het nummer van zijn ouders, wetende dat zijn vader op de groepsavond altijd gaat tennissen en zijn moeder nog niet terug is van de AGOG. Op het antwoordapparaat spreekt hij snel een boodschap in. “Ha die pa en ma. Alles goed? Met mij wel. Ma, ik wil je nog even zeggen dat ik in overleg met Jos en Peter heb afgesproken om vanaf nu om de week naar de AGOG te gaan, dus dan weet je dat. Tot kijk. Ik kom gauw weer eens langs.” Opgelucht legt hij de hoorn neer. Zo, dat zit er op.
De volgende dag staat hij op met nog steeds hetzelfde sterke, tevreden gevoel. Fluitend fietst hij naar school, volgt alle lessen en zijn werkgroep. Na school nog even op een terrasje zitten met een paar studiegenoten, daarna naar huis, waar hij gaat koken voor Pieter en hemzelf. Gert eet elders. Na het journaal gekeken te hebben, gaat hij naar zijn kamer. Bureau opruimen. Aantekeningen uitwerken. Om half tien staat Pieter voor zijn deur. “Er is telefoon voor je. Je moeder.” Meteen is Henks tevreden gevoel verdwenen. Met tegenzin pakt hij de hoorn van Pieter over en wacht tot hij is verdwenen. “Met Henk,” zegt hij kortaf. “Oh jongen, ik ben zo blij dat je thuis bent. Ik heb je nu al ruim een week niet meer gesproken. Je vader en ik begonnen ons zo’n zorgen te maken. Hoe is het met je?” “Ik zei toch gisteren al dat het goed gaat, op het antwoordapparaat. Dan moeten jullie je geen zorgen maken. Hou daar toch eens mee op. Het gaat allemaal prima”. “Nou, je hoeft je niet meteen zo aangevallen te voelen. We konden je maar niet bereiken en op de groep heb ik je ook niet gesproken. We dachten even…” Ze breekt af. “Wat dachten jullie?” “Nou ja… we dachten even dat je miscchien niet zo goed bezig was, omdat je ons zo ontwijkt… dat je misschien weer aan het gokken was. Daarom was ik ook zo blij dat ik je steeds bij de groep zag. Maar gisteren was je er zo vlug vandoor, terwijl wij nog lang bezig waren omdat we een heel emotioneel gesprek hadden over onze angst dat de gokker weer terugvalt. En dat het voor ons ook niet leuk is om steeds maar oppassertje te spelen. Maar dat dit wel nodig is om het vertrouwen weer terug te krijgen. Ik had het zelf gisteren ook moeilijk, toen ik over jouw gedrag van de laatste tijd vertelde. En dan hoor je weer: ‘Eens een gokker, altijd een…” Henk, die met stijgende woede en weerzin heeft zitten luisteren, staat op het punt van ontploffen. “Ma, hou nou toch eens op over dat verleden. Dat is voorbij. En laat me alsjeblieft nou eens met rust. Ik ben volwassen en geen klein kind meer. Jullie altijd met je emoties en je gezeur. Het zit me tot hier!” Zo is hij als sinds hun tijd bij de AGOG niet meer tegen zijn moeder tekeer gegaan. Maar op dat moment haat hij haar bijna; haar en al die andere moeders en partners en de hele AGOG bij elkaar. Al die bemoeizucht, die rotregels, die controle. Houdt het dan nooit een keer op? Zijn moeder is een tijdje stil. Dan zegt ze moeilijk: “En dan hoor ik ook nog dat je opeens om de week wil komen zonder met ons te overleggen… steeds als ik bel, ben je uit werken, terwijl je ook moet studeren… en ik weet gewoon niet hoe ik je moet bereiken, als je… En Anneke zei ook al…” Henks grens is bereikt: “Als jullie me dan verdorie niet meer vertrouwen, moet jullie het allemaal zelf maar weten. Het kan me niets meer schelen, hoor je me? Ga voor mijn part maar met z’n allen zitten janken tot je een ons weegt. Maar niet tegen mij!” Hij knalt de hoorn neer, grijpt zijn jas, stampt van de trap af, naar buiten.
Hij rent bijna over straat, ziedend van drift, zonder iets of iemand te zien. Even later merkt hij opeens dat hij zich vlak bij een gokhal bevindt. ‘Mooi zo,’ denkt hij grimmig. ‘Als ze me niet willen vertrouwen, zoeken ze het allemaal maar uit ook. Ze denken toch al dat ik gok. Dan kan ik het net zo goed gaan doen ook.’ En tegelijkertijd voelt hij de oude, vertrouwde gok drang door zijn hele lijf gieren. Hij wil de gokhal binnenlopen, maar de portier houdt hem tegen. “Ho ho, even naar je gezicht kijken. Ja, dat dacht hij al. Lang niet gezien, jongen. Maar ik herinner me nog dat jij een half jaar geleden bij ons een vrijwillig halverbod hebt aangevraagd. Voor onbepaalde tijd. Dus kan ik jou niet zo maar binnenlaten. Dan moeten we eerst even praten.” “Wat is dat voor belachelijks,” grauwt Henk. “We zijn een half jaar verder. Ik ben volwassen en ik heb geld. Laat me binnen.” “En met die agressieve houding kom je er zeker niet in. We moeten ook aan ons imago denken en aan de andere klanten. Dus praten of anders niks”. “Ach man, stik in je imago!” Henk draait zich om en beent er vandoor. Rechtstreeks naar het café, waar hij een paar dagen geleden met Gert heeft gezeten. Voor hij zelf beseft, heeft hij al zijn geld gewisseld, zo’n zestig gulden, en staat hij voor de kast, die gelukkig vrij is. Hij gooit er vijf knaken in en na een paar minuten spelen, komt opeens dat warme, lekkere gevoel van vroeger weer over hem. “Heb jij mij ook zo gemist, ouwe jongen?” zegt hij zachtjes tegen de kast. Hij voelt zich fantastisch. Alsof hij na lange omzwervingen eindelijk is thuisgekomen. Hij speelt en speel, stopt alleen om af en toe een sigaret op te steken. Pas als zijn geld op is, stopt hij ermee. Zal hij nog gaan pinnen? Hij kijkt op zijn horloge. Niet doen maar. Het is al bijna twaalf uur en morgenochtend moet hij werken. Buiten gekomen voelt hij zich al minder prettig. Maar aan de andere kant heeft hij bewezen zichzelf prima in de hand te hebben. Want wat is nou zestig piek? Anders was hij nog wel gaan pinnen. Toch?
Al gaat Henk de rest van de week niet, het zit hem toch een beetje dwars. Op de avond dat hij anders naar de groep zou zijn gegaan, voelt hij zich heel raar. Zal hij toch gaan? Maar hij heeft gezegd dat hij om de week zou komen. Dan moet hij dat ook doen. Anders gaat hij af als een gieter. Een lange avond ligt voor hem. Het huis is leeg, er is niks op tv, hij heeft geen zin om te studeren. Opeens wordt hij weer overvallen door een ongelofelijke drang om te gokken. Het is onweerstaanbaar. Hij moet gokken. En wel nu meteen. Hij grijpt zijn ja, gaat naar buiten. Naar de dichtstbijzijnde pin- en chipautomaat. Hij chipt zijn resterende zakgeld, pint vervolgens een deel van zijn met extra werken verdiende geld en gaat met zo’n driehonderd gulden op weg naar het café, waar hij de rest van de avond doorbrengt.
Twee dagen later speelt hij de rest van zijn geld op. Drie dagen later leent hij honderd gulden van Pieter, die daar niet moeilijk over doet. Henk werkt niet, studeert niet. Eet en slaapt slecht. Hij droomt, net als vroeger, weer over het gokken. Slaat aan het rekenen wanneer hij weer leeggespeeld thuiskomt en meteen in bed gaat liggen… De volgende avond leent hij vijftig gulden van Gert. Als Henk een uur later in het café midden in zijn spel zit, voelt hij iemand op zijn schouder tikken. Hij schrikt ontzettend. Het is Gert. “Wat ben jij nou aan het doen? Een beetje in je eentje hier spelen? En dat doe je met mijn geld? Kom, aftikken. We gaan ergens iets drinken”. Henk voelt zich gigantisch betrapt en vooral gestoord in zijn spel. De adrenaline giert door zijn lijf. “Bemoei je er niet mee. Ik moet dit spel afmaken. Laat me met rust Rot op!” Het komt er vol agressie uit. Gert kijkt hem onderzoekend aan en zegt dan rustig: “Een neef van mij gokt ook. Het gaat heel slecht met hem. Zijn huis en baan is ie kwijt. Zijn vrouw is net bij hem weg. Geloof me, ik weet wat ik zie. Als ik naar jou kijk, zie ik een verslaafde. We gaan nu aftikken, we gaan naar huis en dan gaan we praten.” Henk zegt niets meer. Hij laat toe dat Gert zijn spel afbreekt, het geld in zijn zak stopt. Willoos volgt hij hem naar huis.
Thuisgekomen zet Henk een pot koffie, schenkt in, pakt sigaretten en een asbak. Henk zit hem aan de keukentafel aan te kijken, iedere beweging van Gert volgend met zijn ogen. Hij voelt zich opeens doodmoe en helemaal leeg. “Steek maar van wal,” zegt Gert. Ze kennen elkaar pas een maand of drie, maar het klikt tussen hen. Henk vertelt zijn verhaal. Zijn hele gokverleden gooit hij eruit. Hij vertelt over de twee jaar dat hij heeft gegokt, voer de problemen door het gokken, alle andere ellende die daarbij kwam kijken, over het grote keerpunt, over de AGOG, de groep, zijn ouders, zijn moeder… Het is een fijne vent, die Gert. Hij kan goed luisteren. Hij onderbreekt hem niet een keer. Als Henk is uitgepraat, blijft het een tijdje stil tussen hen. Ze roken en Gert schenkt nog een kop koffie in. “En wat wil je nu?” vraagt Gert. “Stoppen,” zegt Henk. “Ik had gisteren het gevoel dat ik weer helemaal terug bij af ben. Die ellende van vroeger wil ik niet meer. Ik dacht dat ik klaar was, maar dat is niet zo.” “Wanneer is die AGOG weer?” “Morgenavond.” “Dan ga je er heen. Je vertelt ze eerlijk wat er gebeurd is. En als je hier in de stad iemand nodig hebt die op jou en je geld past, ben ik er voor je. En nu wil ik van jou het nummer van die club hebben, want volgens mij heeft mijn neef daar nog nooit van gehoord.” Ze horen Peter thuiskomen. “Kom, we gaan slapen.” “”Bedankt, Gert. Ik weet even niet meer hoe ik dit zonder jou had kunnen besluiten.” Henk klinkt heel ernstig. Het is de eerste keer dat hij zijn verhaal aan iemand buiten de AGOG heeft verteld. “Graag gedaan. Slaap lekker.” Een klap op zijn schouder en Gert verdwijnt naar zijn kamer. Ook Henk gaat naar bed. Hij kan niet meteen slapen, maar voelt zich rustiger dan hij zich in weken heeft gevoeld.
De volgende avond staat hij al om tien over half acht op de stoep van het CAD. Hij is expres eerder gekomen, want hij wil Jos – die altijd vroeger komt – nog even apart spreken. Deze laat hem binnen alsof er niets aan de hand is. “Ha Henk, fijn dat je er weer bent. Kom binnen.” Henk kijkt naar dat vertrouwde gezicht en laat dan meteen vallen: “Ik ben op m’n bek gegaan.” “Ik ben niet verbaasd. Kom, dan nemen we vast een kop koffie,” zegt Jos kalm. Henk loopt verbijsterd achter hem aan. Hij had woede verwacht, of op zijn minst teleurstelling. Niet zo’n rustige reactie. Als ze zitten, zegt Jos: “Luister Henk, je hoeft nu niks te zeggen. Ik ga jou iets zeggen. Ik ben zelf ook ooit teruggevallen, toen ik al bijna een jaar gokvrij was. Ik kon die spanning van die mijlpaal niet aan, snap je? Dat heeft me de ogen geopend. Ik weet dat ik nu altijd wakker moet blijven. Niet inslapen. Hoe beter ik me voel, hoe wantrouwiger ik ben naar mezelf toe. Terugvallen wordt er bij. De een heeft het bij drie maanden, de ander misschien na een half jaar of een jaar. Sommigen hebben het zelfs nodig, denk ik wel eens, maar laat de OG dat niet horen. Voor hen is het een heel ander verhaal. Ik zie aan je dat er iets met je gebeurd is. Je bent anders. Nee, zeg nog even niks. Ik wil je nog iets vragen. Iets wat je misschien heel moeilijk vindt. Ben je bereid om straks je verhaal te vertellen, waar de OG bij zit? We hebben met de groepen besloten dat het vanavond vooral over eerlijkheid en openheid tussen gokker en omgeving zal gaan. Denk er anders maar even over na. Je hoeft het niet te doen, maar ik zou het bijzonder op prijs tellen als je daar de moed voor hebt.” Henk geeft niet meteen antwoord. Het moet even bezinken. Hij bewondert Jos mateloos en doet hem altijd graag een plezier, maar nu schrok hij zich een hoedje. Hij was totaal vergeten dat het die avond mix-avond was. Hij moet even iets wegslikken. Maar na even nadenken, weet hij dat hij niets meer moet verbergen, wil hij opnieuw kunnen beginnen. “Goed,” zegt hij tegen Jos. Die knikt tevreden. Ze hebben geen tijd meer om nog iets te eggen, want Anneke komt al binnen, gevolgd door de moeder van Hans.
Om acht uur zitten de tien AG-ers met zes OG-ers, vier moeders, twee partners, in een kring. Henk heeft zijn moeder al begroet. Ze bevinden zich in de grootste ruimte, die van de AG. Iedereen heeft al koffie en thee en het wordt stil. “Goedenavond allemaal. Welkom,” zegt Anneke. “Ik wil voorstellen dat we om te beginnen even een rondje maken, voor degenen die nog niet eerder een mix-avond hebben meegemaakt. Daarna zal Jos het thema voor vanavond inleiden. Ik zal zelf beginnen. Mijn naam is Anneke, sinds twee jaar gespreksbegeleider van de OG, moeder van Erik die vorig jaar afscheid heeft genomen. Het gaat goed met ons allebei. De volgende.” Iedereen stelt zich voor. De gokkers vertellen hoe lang ze inmiddels gokvrij zijn, de OG-ers vertellen hoe lang ze bij de AGOG zijn. Als laatste is Henk aan de beurt. “Ik ben Henk, 22 jaar, nu ruim zeven maanden bij de AGOG en vanaf vandaag weer één dag gokvrij.” Zijn hart bonst als een razende, hij voelt zich rood worden, het zweet staat in zijn handen, maar hij heeft het gezegd. Hij durft niet rond te kijken, en zeker niet naar zijn moeder. Voordat iemand kan reageren, neemt Jos het woord. “Vanavond gaan we het hebben over eerlijkheid en openheid tussen de gokker en zijn omgeving. Ik heb Henk gevraagd om als inleiding zijn verhaal te vertellen. Hij heeft zich daartoe bereid verklaard. Mijns inziens verdient hij daarvoor al onze steun en waardering. Ik wil hem nu de gelegenheid geven om vrijuit te spreken. Henk, ga je gang.” Het is doodstil geworden. Iedereen kijkt naar Henk. Deze slikt moeizaam. Het is nog moeilijker dan de allereerste keer dat hij bij de AGOG kwam. Zijn handen trillen. Dan begint hij. “Ruim twee weken geleden ben ik teruggevallen.” En hij vertelt wat hij de afgelopen tijd weer heeft doorgemaakt. Soms struikelend over zijn woorden, maar volledig eerlijk en open. “Ik dacht dat ik er was. Maar ik kan weer helemaal opnieuw beginnen. Volgens mij heb ik nog een lange weg te gaan. Mam, het spijt me,” eindigt hij. Voor het eerst kijkt hij naar zijn moeder. Hij ziet dat de tranen over haar wangen lopen, maar ze kijkt hem recht in de ogen. Niemand zegt iets. “Reacties?” vraagt Jos. “Een applausje voor die huisgenoot van je,” zegt dan eindelijk een van de moeders. “En ook een applausje voor ju, dat je dit zo open en eerlijk heb verteld. Ik zag het al van kilometers aankomen en ik vind je een driedubbel overgehaalde oelewapper, maar ik ben blij dat je er weer bent. Proficiat dat je bent teruggekomen,” zegt Pieter.
Geraadpleegde literatuur:
· Door het lot verbonden. Een beschrijvend onderzoek naar zelfhulp bij gokverslaving. Miriam Fris, Centrum voor Verslavingsonderzoek Utrecht, 1999
· Vallen en opstaan. Zelfhulp en terugval bij de AGOG. Dick de Bruin e.a.. Centrum voor Verslavingsonderzoek Utrecht, 2001
Beide publicaties zijn te bestellen of te downloaden via www.drugresearch.nl